Artiesten - Charles-Marie Widor
Charles-Marie Jean Albert Widor werd 21 februari 1844 te Lyon geboren. Zijn vader was organist aan de Eglise St.-François-de-Sales te Lyon. De familie van vaderskant was van Hongaarse oorsprong, Charles-Marie's grootvader bezat een orgelmakerij in de Elzas. De stamboom van de familie van moederszijde vermeldt enkele, in Franse ingenieurskringen welbekende namen. Evenals zijn broer Paul, die ook organist zou worden, ontving Charles-Marie het eerste orgelonderricht van zijn vader. Twaalf jaren oud beleefde hij het grote moment waarop hij voor de eerste keer het muzikale deel van een kerkdienst aan het orgel mocht helpen verzorgen. In zijn geval was dit uiteraard een vervangen van zijn vader aan het instrument in de Eglise St.-François-de-Sales. Toen de bouwer van dit orgel, de beroemde Aristide Cavaillé-Coll (1811-99) de jongen hoorde spelen, nam hij hem meteen mee naar Brussel, om hem daar in contact te brengen met Jacques-Nicolas Lemmens (1823-81). Bij Lemmens kreeg Widor nu de best denkbare speeltechnische en kerkmuzikale scholing, tegelijk met Alexandre Guilmant (1837-1911), die in diezelfde tijd bij deze grondlegger van het romantische orgelspel was komen studeren. Behalve lessen in orgelspel bij Lemmens, volgde Widor te Brussel tevens compositielessen bij de muziektheoreticus en -historicus Fétis (1784-1871). Op 31 december 1869 stierf Louis James Alfred Lefébure-Wely (1817-69), die vanaf 1863 organist was geweest van het 100 registers, 5 manualen en pedaal tellende monumentale orgel van Cavaillé-Coll in de Eglise St. Sulpice te Parijs. Cavaillé-Coll stelde zich onmiddellijk in contact met de pastoor van de parochie. Voor het prachtige instrument in de St. Sulpice kwam naar zijn mening alleen Widor als kandidaat in aanmerking. Dit leidde echter tot een protest van de Parijse organisten, die zich gepasseerd voelden. De pastoor vond spoedig een elegante uitweg door Widor te benoemen tot voorlopig organist van de St. Sulpice voor één jaar, ingaande per 1 januari 1870. Niet minder dan 64 jaren heeft Widor deze kerk als "voorlopig" organist mogen dienen. Onder de vroege composities van Widor figureren een pianokwintet, 2 motetten over de tekst O Salutaris voor zangstem, viool en orgel, een serenade voor fluit, cello, harmonium en piano, 10 symfonieën voor orgel, een symfonie voor orkest, 2 motetten over de teksten Tantum ergo en Regina coeli voor twee koren en orgel, een pianotrio, stukken voor cello en piano, Psalm 83 voor koor, twee orgels en strijkorkest, Surrexit a mortuis voor koor en twee orgels, Ave Maria voor zangstem en orgel, koorliederen, een sonate voor cello en piano, een pianoconcert, een celloconcert en het veelbewonderde La Korrigane. De stijl van Widor is representatief voor de Franse romantiek en wortelt in die van Cherubini, Berlioz en Liszt; de orgelwerken verraden bovendien de invloed van Lemmens. De componist beheerste de schrijftechniek voor letterlijk alle muziekvormen. Zijn orkestmuziek munt uit door voortreffelijk klinkende orkestratie. Als typisch vertegenwoordiger van de classicistische romantiek was hij als het ware voorbestemd voor de orgel-compositie. In zijn voorwoord bij de eerste orgelpublicatie van zijn hand schreef hij: "Het moderne orgel is naar zijn wezen symfonisch van karakter; voor het nieuwe instrument is een nieuwe klankentaal nodig, een ander ideaal dan dat van de polyfonie". Widor bewees met deze bewering de orgelsituatie, zoals die toendertijd in Frankrijk sedert de bouw van het Cavaillé-Coll-orgel in de basiliek van St. Denis in 1834 bestond, helder te hebben begrepen.
(Harry Mayer)